Dit voorjaar werk ik vier jaar bij de Gemeente Rotterdam. Ik solliciteerde op een functie als strategisch adviseur circulaire economie, dat in de wervingstekst de titel droeg van “Professor Circulair Extraordinair”. Een hele mond vol, maar het trok wel mijn aandacht én interesse. Het professorschap, daar had ik wel oren naar. Bovendien werkte ik al wat jaar aan de circulaire transitie en had wel wat ideeën wat er in Rotterdam nodig zou zijn. Dat zou ik wel ‘even’ komen brengen.
De geoefende lezer die hier en daar wat leiderschapstrajecten en persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt herkent in dit korte stukje schrijven misschien het ego dat in mij actief werd om in deze rol te stappen. Uiteraard kwamen mijn kennis en ervaring in het circulaire vakgebied van pas, maar de houding ‘ik weet precies wat er nodig is’ hield ook heel veel leren, verandering, inspiratie, beweging en verbinding tegen. Het werkt als een soort pantser dat misschien wel krachtig overkomt, maar weinig uitwisseling in het hier en nu toestaat.
De houding ‘ik weet precies wat er nodig is’ houd veel leren, verandering, inspiratie, beweging en verbinding tegen
Gelukkig ontwikkelde ik zelf ook afgelopen jaren en kon ik me vrijmaken van de ego stem die het zo graag allemaal wel weet (en zelf doet). Een schaduwstuk in mijzelf waar ik meer en meer bewust van werd en onder ogen kon komen. Ik herinner me nog een moment tijdens een team overleg, in een fase waarin het even niet meer zo duidelijk was, dat ik zei: “ik voel me helemaal niet meer de professor, diegene die zogenaamd alle antwoorden heeft en voor elk probleem een oplossing kent.”
Het waren spannende woorden uit de mond van “de” professor van het team, en ze kwamen er dan ook uit met een brok in mijn keel. Maar het voelde tegelijkertijd waanzinnig goed. Het uitspreken van mijn twijfel, het even echt niet weten, bracht zoveel lucht. Er kwam ruimte in mij vrij om vanuit die plek weer te luisteren, af te stemmen met mijn omgeving en verbinding te maken met het hier en nu. En de ironie was, dat vanuit die plek juist weer nieuwe informatie binnenkwam. Alsof iets wat vast zat weer kon stromen. Door over te geven aan het niet-weten.
Het uitspreken van twijfel, het even echt niet weten, brengt ruimte om weer echt te kunnen luisteren
Het was een waardevolle les voor mij persoonlijk, maar ook voor iedereen die werkzaam is en zich beweegt in een transitie opgave. Wat kenmerkend is voor transities is dat deze zo complex zijn en om disruptieve verandering vragen dat de route, de spelregels en de rolverdeling onbekend zijn. In een meer traditionele veranderopgave weten we dat we van A naar B willen, waarbij zowel het eindstation als de route naar B relatief helder en concreet zijn. En het verander pad daarmee relatief goed te managen.
Transities zijn niet op diezelfde manier te managen, omdat zowel de bestemming als de weg naar B nog onbekend zijn, door de complexiteit en interafhankelijkheid van de opgave. En juist dát vraagt om de beoefening van niet-weten. In de antropologie wordt de periode tussen het oude loslaten en het nieuwe integreren de liminale fase genoemd, het ondertussen. Wanneer het duidelijk is dat A niet meer werkt, past, dienend is willen we vaak zo snel mogelijk naar B, het nieuwe, de bestemming, de oplossing. Bij B weten we immers weer wat de bedoeling is, wie wat doet, is het voorspelbaar en zijn we weer in controle.
Beoefening van niet-weten en verdragen van het ongemak van het 'ondertussen' is hard nodig in transities
Als we echter te snel oversteken van A naar B, uit ongemak van het niet-weten in dat ondertussen, nemen we veel patronen en problemen uit A toch mee naar B. Of storten we ons, in een poging van het afzetten van het oude, juist weer in nieuwe problemen. Onderweg zijn in het ondertussen geeft gelegenheid om te leren van het oude en vanuit daar opnieuw keuzes te maken voor het nieuwe. Dat vraagt alleen wel om vertragen en dat niet-weten, en het ongemak dat daarbij komt kijken, te verduren.
Liminaliteit biedt de kans om te leren van dat wat is geweest en vanuit daar opnieuw keuzes te maken voor dat wat komen gaat
Leiderschap in het ondertussen vraagt om “creating space” en “holding space”. Ruimte maken om vragen te stellen en gesprekken te voeren die er toe doen, en ruimte houden voor al het ongemak wat dat oproept. Ga er maar eens bij zitten, in plaats van het zo snel mogelijk op te lossen. Verzamel de mensen om je heen met je onderweg bent en ga eens (letterlijk of figuurlijk) om een kampvuur zitten. Deel, luister, neem waar, stel vragen en sta jezelf toe het vooral even niet te weten. Ik ben benieuwd wat er dan in jullie gezamenlijk luisteren aan informatie, inzichten en verbinding omhoog komen.
Ik schreef ooit in een gedicht* "in de ruimte van het niet-weten liggen alle antwoorden verscholen". Die zin vat voor mij de magie van “creating space” en “holding space” in het ondertussen goed samen. Mij heeft het niet-weten geleerd dat we allemaal een beetje professor zijn en vooral ook altijd student blijven. Niemand heeft hét antwoord, we komen allemaal een stukje van de puzzel brengen. Als je durft om wat twijfel aan je eigen weten toe te voegen tenminste! Hoe gaat het niet-weten jou af?
*benieuwd naar het hele gedicht? Schrijf je in voor de IN transities nieuwsbrief