Onlangs was ik uitgenodigd voor een excursie, of eigenlijk een in scène gezette evacuatie. Het scenario: het is 2093 en Rotterdam heeft het gevecht met het water verloren. Ruimschoots beneden NAP staat het water aan onze lippen en is de tijd gekomen om noodgedwongen de stad te verlaten. Time to go and to let go.
Ik krijg een oproep thuis gestuurd van de Dienst Terugkeer en Vertrek met daarin een busticket om als klimaatvluchteling naar Niet-Rotterdam te vertrekken. Een plek aan de Maas, wat hoger gelegen in Noord-Limburg. Een plek waar Rotterdammers de kans krijgen om het samenleven opnieuw vorm te geven in een veranderd klimaat. Hoe doe je dat met respect voor de omgeving, met respect voor elkaar?
Het thema goed doorgevoerd krijgen we de opdracht mee om maximaal 12 waardevolle items mee te nemen. Op kaartjes in de categorieën personen, spullen, plekken en toekomstdromen staan alle geëvacueerde medereizigers in de bus naar Noord-Limburg stil bij die vraag: wat neem je mee als je van de ene op de andere dag vluchteling wordt en wat laat je achter?
Wat neem je mee als je van de ene op de andere dag vluchteling wordt en wat laat je achter?
En zoals het loopt tijdens crisissituaties halen niet al onze persoonlijke schatten de eindbestemming. Om aan proviand te komen moeten we spullen inleveren, door veranderende omstandigheden laten we dromen achter ons en omdat niet iedereen gered kan worden moeten we zelfs dierbaren loslaten. Uiteindelijk heeft iedereen nog maar één kaartje over bij aankomst in Niet-Rotterdam.
Deze hele exercitie leverde prachtige gesprekken met mijn mede evacuees. Een terugkerend thema was eentje die erg resoneerde. Namelijk hoe we als samenleving zijn verleerd om afscheid te nemen. Gevoed door onze onbeperkte mogelijkheden zijn we vooral gewend geraakt aan een accumulatie van dingen.
De focus op meer zit in de manier hoe we naar succes, status, geluk, welvaart, rijkdom kijken. Zonder de noodzaak om af te wegen welke dingen er écht te doen. Wat noodzakelijk is omdat we het praktisch hard nodig hebben, of waar we juist emotioneel veel waarde aan hechten.
De focus op meer zit in de manier hoe we naar succes, status, geluk, welvaart, rijkdom kijken. Zonder de noodzaak om af te wegen welke dingen er écht te doen.
We kopen meer kleren en meer spullen, zonder er over na te denken of we het wel echt nodig hebben, of wat van wat we al hadden misschien doorgegeven kan worden. De kast wordt voller, in plaats van dat we naar een balans zoeken tussen wat er in komt en wat er uit gaat. Als we zo doorgaan verdrinken we eerder in al onze spullen dan in het zeewater dat over de dijken is geslagen.
We kijken naar groei vanuit een lineair perspectief: steeds meer bovenop wat we al hebben. Terwijl we inmiddels ook weten: daar zitten grenzen aan. Voor onze omgeving en voor onszelf. Onbeperkte groei is een illusie. Bovendien erg onnatuurlijk.
De natuur leert ons dat groei cyclisch is: fases van opbouw en afbraak wisselen elkaar heel logisch af. Juist de fases van afbraak (herfst en winter) zijn voeding voor gezonde, energieke, productieve fases van opbouw (lente en zomer). Het één kan niet zonder het ander. Als het altijd zomer zou zijn zou de natuur, en wijzelf net zo goed, volledig uitgeput zijn.
Maar afbraak is nou eenmaal niet zo’n populair gespreksonderwerp. Het is wat minder gezellig dan de energie van de opbouw fase. Het past bovendien niet bij ons economisch model en geeft ons een ongemakkelijk gevoel. In de transitiekunde zijn opbouw van het nieuwe en afbraak van het oude twee gelijkwaardige bewegingen die beide in gang gezet moeten worden om tot werkelijke doorbraak te komen (ook wel bekend als de X-curve).
In de praktijk is het gesprek over het ‘positieve’ nieuwe alternatief veel makkelijker te voeren dan het gesprek over welke delen van het oude we achter ons gaan laten. Wel stimuleren, niet beperken. Dat raakt teveel aan bestaande belangen, verworvenheden en doet ons twijfelen aan beelden over oneindige groei en maakbaarheid. Het herinnert ons aan onze sterfelijkheid. Bovendien, afscheid nemen brengt onzekerheid met zich mee. Als we iets loslaten weten we immers nog niet precies wat er we voor terug krijgen. En onzekerheid vinden we over het algemeen ongemakkelijk.
Ook zijn we chronisch beter in ja zeggen dan in nee zeggen. Nee zeggen tegen een bepaalde klus of nog een extra taak op je werk voelt bezwaarlijk, terwijl het jouw werkdruk opschroeft en mogelijk je werkgeluk ondermijnd. Nee zeggen tegen een familielid, vriend(in) of je partner voelt afwijzend, terwijl het misschien een heel gezonde grens is om te stellen.
Toen onze agenda’s gedwongen leeg werden geveegd door de maatregelen om een pandemie te beheersen vonden velen dat stiekem een verademing, die rust en ruimte voor je eigen plannen. Nu we weer alles kunnen en mogen loopt die agenda ook weer overvol, want zélf nee zeggen zonder een reden van buiten is toch wel lastiger.
De natuur leert ons dat groei cyclisch is: fases van opbouw en afbraak wisselen elkaar heel logisch af. Het één kan niet zonder het ander. Als het altijd zomer zou zijn zou de natuur, en wijzelf net zo goed, volledig uitgeput zijn.
Vast geen toeval dat deze evacuatie, allerlei gesprekken over dit thema en de inspiratie in mij zich voordoet precies op het moment dat de lente zichtbaar wordt. Zodra de zon warmer en de lucht zachter voelt, de dagen langer worden en de natuur het voorjaar aankondigt door nieuwe knoppen, fluitende vogels en lammetjes in de wei begint de lente energie ook in ons te kriebelen. Ook dan gaat vooral dat motortje van “meer” aan. Tijd van actie, nieuwe plannen maken en een energie van dingen doen.
Alleen heeft de winter ons, in de soms wat stille en donkere dagen, ook uitgedaagd. De winter staat symbool voor vertraging, verstilling en naar binnen gerichte energie. Voor velen een associatie met donker, zwaarte en tekenen in de natuur van afsterven. Die dagen laten we het liefst zo snel mogelijk achter ons. We duiken op de eerste lentekriebels als hongerige wolfjes. Niet meer omkijken, volle kracht vooruit, op naar de periode van groei, bloei en naar buiten gerichte energie.
Maar voor je in die heerlijke lente energie stapt, kan je jezelf dan uitnodigen om nog even terug te kijken naar de winter? Niet alleen het nieuwe seizoen verwelkomen, maar ook nog even afscheid te nemen van het vorige? Ook al is het niet je lievelingsseizoen? Verborgen in de die donkere, stille, korte dagen liggen namelijk waardevolle lessen verscholen.
Voor welke uitdagingen heb jij afgelopen winter gestaan? En welke inzichten liggen in deze uitdagingen besloten? In plaats van ze direct achter je te laten, kunnen we ze ook bedanken voor de voeding die ze brachten. En zo even stil te staan, echt afscheid te nemen van de winter, in volle eerbied en dankbaarheid, om ruimte te maken voor de nieuwe plannen van de lente.